91 mooie groen van 't leven, Van 's morgens, als de leeuwerikkenhoog boven de wolkjeszongen voor hun zonals de jonge konijntjes gingen luisteren naar de verhalen van het oude, wijze konijn, terwijl ze de heideplantjes opknabbelden, tot 's avonds laat, als het vale slaapkleed werd neergelegd door onzichtbare handen over de eindelooze eentonigheid, werkten de menschen. En in hun leven waren geen droomen en gedachten die niet somber en donker waren als de groote heide. Er was voor hen niet het zwaregeweldige leven dat uitraasde buiten hun vlakte, ze kenden het niet en wilden het niet kennen. Ze groeven en zwoegden in den zandigen grond, tot ze er in werden neergelegd voor eeuwig en aan hun kinderen lietenwat altijd onvoltooid moest blijven. Ze hadden alleen hun heide- prinsesje als eenigsten blanken droom in al die zwarte werkelijkheid. Hun lief, blank heideprinsesje In ieder van die gesloten levens was één mooie dag geweest. Eén enkele dag, waarop iets gloeide in hun verbaasde hartenwaarop een snellen loop kwam in hun bloed. Dien dag hadden ze hun witgeschuurde klompen aangetrokken en hun mooiste kleeren en warendwars door de rose-bloeiende ericagegaan naar 't huisje van heideprinsesje, om haar tot vrouw te vragen. Luchter, lichter was dan hun stap geweest, als ze gingenzwaar als de heigrond was hij als ze terug keerden. Want ieder van hen was alleen teruggekeerd Heideprinsesje wachtte een ander. En wie die ander was wisten alleen haar geitenwaarmee ze praatteals de lange avond was gevallen en de heide roerloos lag in omarming van den nacht. Heideprinsesje wachtte

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 267