103 En dat was ze sedert voor hem gebleven. En nu Weg, weg, niets had hij meer alleen was hijalleen en zij Een machtelooze woede maakte zich van hem meester. Waarom ging ze toch weg en waarom verzette zij zichzelf niet tegen haar vertrek En in zijn woede kreunde hij: »Kom terug, je moet! ik wil het, begrijp je; ik wil dat je terugkomt ik wil het Dan zag hij haar: hoe zij weer voor hem stond en hem aankeek en hij schaamde zich. En z'n woede ging over in een doffe wanhoop. Vergeef mij, maar waarom ging je dan ook van mij wegje mocht niet weggaanik kan niet buiten je Later toog hij weer aan 't werk en deed zijn plicht, zonder vreugde, zonder overgave. In een onbewust hartsverlangen was zijn geheele ziel opgegaan. Iiij leefde in 't verledenomdat daar 't verlangen was ontstaan. Hij was alleen, alleen te midden van allen. Hij was alleen alleen met haar. O, kon de toekomst het verleden maar verdringen. Maar een jaar is zoo lang Hij leefde mee in den sleurdie zijn werkkring was. Traag kropen dagen om. Eerst telde hij ze af. Later niet meer. 't Ging te langzaam. Moedeloos maakte hem het langdurig wachten; lusteloos het uitblijven van zijne vurigste wenschen Dan nog twee maanden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1908 | | pagina 279