n Toen kwamen haar oogen tot de zijne terug; ze waren niet bang meermaar er was een vast besluit in #Ja ik weet het wel, ik kan me niet verbergen voor jou! En ik sehaam me er niet over, dat ik straks heb getwijfeld aan m'n geluk en aan zijn liefde! Ik weet, dat hij niet is, zooals ik vroeger m'n man droomde, ik weet het! Ik weet, dat z'n ziel niet zoo diep is als de mijne, dat ze de fijne zenuwen in me niet kan doen trillen van geluk! Maar ik heb hem zoo lief, m'n jongenik heb hem zoo heel lief. En al is m'n geluk dan ook kort, al ben ik diep in mezelf ook overtuigd, dat er een ontgoocheling zal komen, later, als ik m'n eersten heerlijken liefderoes geleefd heb, ik wil er niet bang meer voor zijn, ik bèn er niet bang meer voor, want ik heb hem lief als m'n leven... en ik weet, dat ik zijn geluk in me draag. Ik heb hem m'n jongen genoemd, en dat zal hij altijd voor me blijven, m'n eigen, lieve, zwakke jongen! En al duurt het dan kort, ik zal het volkomen geluk toch gekend hebben en gekoesterd in m'n warme hart! En wat geef ik dan om al die woorden van vroeger vroegertoen ik niet wist wat het was zóó lief te hebben Ze haalde diep adem en streek met een vlugge beweging van haar kleinen hand haar haren naar achteren. En in haar oogen zong het geluk en haar mond lachte! Hij zweeg, en keek de verte in, waar nu de lichtjes flikkerden en waar de nevel z'n sluier had gespreid. En langzaam keerde hij zich om, wandelde naast haar terug. Toen klonk een blijdefrissche stem heel helder door den avond.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1909 | | pagina 240