2)ennendascd.
Zachtkens suist de morgenwind,
Ruischend door de donk're pijnen;
Zilverglanzend drupt de dauw
Langs der naalden scherpe lijnen
Onbestemde tinten glijden
Stoeiend, speelsch, langs stam en tak,
Smachtend, wachtend tot de zonne
Neerblikt op het looverdak.
Zacht zinkt in zoele zomerlucht
De dagster in het westen weder,
Ros verguldend in haar vlucht
't Zachte dons van wolken-veder.
Dalend in het kleurfestijn
Van haar gouden baldakijn,
Werpt zij zwarte schaduwvlammen
Tusschen 't donk're groen der stammen.
't Is nacht en 't ondoordringbaar duister
Heeft het al in diepe rouw gekleed.
Doch ziet! Vrouw Luna breekt dien kluister
Haar om het ranke lijf gesmeed.
En nauw der horizont ontvloden
Streelt zacht haar glans den naaldenkroon
Mystiek, als voor het oor van goden,
Speelt Zephir's harp een hemeltoon.
Den Oale.