RUIL.
We speelden schuilevinkje
In den tuin en verstopten ons saam.
Ik zag je voor 't eerst van m'n leven
In dien tuin we verstopten ons saam.
Je hadt er een bloem in je haren,
En lachende nam 'k dien er uit,
Het was slechts een ruil want jij stal toen
Al daad'lijk mijn hart ook, jou guit!
Toen ging je een pruillipje zetten
En 'k gaf je je bloempje terug
Maar de ruil was niet eerlijk, hè kleintje,
Want nog heb 'k mijn hart niet terug.
Dje.