ZOMERMORGEN, Mij heugt een zachte zomermorgen Op Noord-Holland's duinenrij Toen ik daar zoo stil gelukkig, Zachtkens aan uw boezem lei. Weet ge nog hoe hoog we troonden Aan dat onafzienb're meer, Hoe we elkaar de scheepjes toonden Wiegend staag, golf op, golf neer? Weet ge nog hoe ruw de golven Braken op het witte strand En de schelpjes diep bedolven Onder 't fijne kustenzand? Weet ge nog hoe in de luchten, Soms tot in een ver verschiet, Witgeveêrde meeuwen vluchtten Die we volgden tot in 't niet? Weet ge hoe we toen beschouwden Al die wond'ren der natuur; Hoe we onschuldburchten bouwden Aan dien witten duinenmuur? Mij heugt een zachte zomermorgen Op Noord-Holland's duinenrij Thans herdenk ik dien in zorgen Zomermorgen is voorbij. Herman.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1909 | | pagina 257