FLIRTATION. Ze waren twee piep-jonge kinders En flirtten zoo lief met elkaar, Hij moest nog een kuitbroekje dragen En zij had nog loshangend haar. Ze knabbelden samen pralines En wandelden soms in het bosch Dan liep hij een deuntje te fluiten En zij deed haar manteltje los. Hij dorst haar geen zoentje te geven En zij vond een kus nog zoo raar Dus maakten ze samen maar sommen En wachtten na school op elkaar. Hij was als de dood voor haar vader, Die hield niet van al dat gevrij En als die ze samen zag loopen Was 't joggie er dadelijk bij. Soms werden ze boos op elkander En keken mekaar dan niet aan Maar kon ze haar sommen niet vinden, Dan was ook de ruzie gedaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1909 | | pagina 272