FLIRTATION.
Ze waren twee piep-jonge kinders
En flirtten zoo lief met elkaar,
Hij moest nog een kuitbroekje dragen
En zij had nog loshangend haar.
Ze knabbelden samen pralines
En wandelden soms in het bosch
Dan liep hij een deuntje te fluiten
En zij deed haar manteltje los.
Hij dorst haar geen zoentje te geven
En zij vond een kus nog zoo raar
Dus maakten ze samen maar sommen
En wachtten na school op elkaar.
Hij was als de dood voor haar vader,
Die hield niet van al dat gevrij
En als die ze samen zag loopen
Was 't joggie er dadelijk bij.
Soms werden ze boos op elkander
En keken mekaar dan niet aan
Maar kon ze haar sommen niet vinden,
Dan was ook de ruzie gedaan.