„MIJN LEED'. Droevige zangen Well' uit mijn luit, Dat ik mijn lied zing Tot liefste geuit, In de frissche, groene weide Dwaald' ik met haar, arm in arm; Vogels zongen, krekels sjirpten, 't Beekje spatte zonnewarm. Heerlijk was het zomerleven Op die weide, aan de beek, Waar mijn liefde werd geboren Toen ik haar in d'oogen keek. Mooie lief, met je roode lippen Die mij kusten en koosden weleer; In 's Levens maalstroom ging je verloren. Mooie lief met je klare oogen Die ik minde zoo rein en zoo teer; Ik zal nu je stemmetje nooit meer hooren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1909 | | pagina 274