JAARVERSLAG
VAN
I' u (1908—1909).
Jonge, jonge Krabbie, Markies, we worden oud,
Kerel; 'tis een heel ding als je zoo eindelijk goed en
wel in je oudste jaar bent gekomen
Dat is zeker, dat bet heusch geen wonder is, dat
jij zoo'n meligheid in je arme knieën hebt gekregen
want drommels, ouwe jongen, 't afgeloopen jaar was
er nu juist niet een om in je koude kleeren te gaan
zitten.
Huik buiver nog, als ik denk aan die
maanddie ééne maandtoen daar het fanatisme
maar niet uit de lucht ging en er gejammer en geween
was, vele-vele dagen, ja, zelfs nachten achtereen.
Als het feu-sacré er eens niet geweest was en dan die
onvergetelijke broodjes iederen dag met worst of ham,
nu, dat weet ik het nog zoo net niet of we wel
levend uit die vuurproef te voorschijn zouden zijn
getreden.
Een onloochenbaar feit is hetdat we heel wat
pondjes waren afgevallen daar hielp geen lieve vader
of moeder aan ja zelfs de vele (en toen zoo welkome