CVI
ijs en plakkend van de schijven sinaasappel. Het is
Jöhrn, die zich liefderijk over je ontfermd heeft,
heusch niet te wijten dat je den volgenden dag hebt
zitten brommen.
Och ja! dien volgenden dag! Een marsch van 30
K.M. heerenwat zeg ik, 38, en dat als je melig
bent, als je haarpijn hebt tot aan de onderste wortels
en je wel een heelen sproeiwagen in plaats van een
kleine veldflesch had mee willen nemen. Arme H. J.
wat was je beroerd. Dat was heusch ook het beste
om reeds bij het begin je in het koele gras neer te
vleien, je had anders het heele stuk terug moeten
loopen. Over de naweeën van de fuif gesprokenik
geloof dat ze hier en daar in engeren zin nog door
menigeen worden gevoeld bij het offeren van zijn
penningske aan de dinerkas en er bij bedenkt
hoeveel stukken van tien en koppen thee, hem dat
penningske had kunnen verschaffen. Troost je, jonk,
en bedenk liever wat je er niet reeds voor gehad hebt.
En nu ik ga eindigen met dit korte verslag van ons
eerste jaar van samenzijn, spreek ik de hoop uit, dat
we, evenals we dit jaar allen van cadet-soldaat (sic.
de Kim) tot cadet-korporaal effectief zijn geworden we
volgend jaar allen tot den effectieven sergeantsrang
zullen overgaan.
Dat een vaste band ons I' moge vereenigen is mijn
vurige wensch; dat we elkaar over twee jaar mogen
feliciteeren met het sterretje niet minder.
In gedachten eindig ik met den heilwensch «Leve
ons T" en ben overtuigd, dat elk met dien wensch
zal instemmen bij het lezen van deze bladzijden.
Fresco.