15
II.
Wanneer je van mij bent weggegaan,
Dan blijft er in de schemerkamer
Heèl lang nog trillen
Een vreemde sfeer; het is alsof de blaen
Der rozen licht bewegen
Of alle dingen zielen hebben
Of alle dingen kunnen leven
Het grijze schem'ren wordt een gulden zegen.
En van héél ver komt in mij dringen
Het klare stralen van je peinzende oogen
Ik hoor je zachtjes, aarzelend iets zeggen
Je Huister-woorden zijn stil in mij aan 't zingen
N.