IN DEN ZONNESCHIJN.
Licht en klaar als de zonneschijn
Zóó moet voor mij het leven zijn.
In den rustigen bloei van den zonnedag
Wil ik hooren het zilveren lachen
Van een meisje, zoon meisje
Dat héél vroölijk is,
Omdat de zon schijnt
En 't lente is
De zon schijnt op haar donk're haar,
Dat gloèien gaat, dat gloèien gaat;
De zon schijnt in haar kleine hart,
Waar ze een mooie liefde bloeien laat.
N.