19 zoolang die akelige, beroerde duveltjes hem even met rust lieten, dan kwam er weer leven in dien grijzen kop; dan zag je alleen de heldere, blauwe oogen, die flikkerden en lachtendan vergat je dat daarbij een lichaam behoorde, geheel uitgeput, dat zich zelfs bijna niet meer kon bewegen, en hoorde je slechts zijn stem, en zag je zijn oogen. Want lachen en praten, dat kon Theo nog. Eens, toen zijn ziekte zoo vreeselijk was toege nomen dat de doktoren dachtendat hij sterven zou toen was de pastoor gekomenen had hem met zachte woorden willen troostenen zijn laatste gedachten rein en godsdienstig willen doen zijn. Maar toen flikkerden opeens weer die blauwe oogen »Als je soms een boodschap voor onzen lieven Heer hebt, zeg het me dan maar; want ik spreek straks den ouwe toch zelf." En tegen den oppasser schold hij «Doe de deur en de ramen dicht, ezel, dan zullen we een mop hebbendan kan m'n zieltje d'r niet uit." De pastoor zweeg, zijn hulp was niet meer van noode. Maar Theo ging niet heenvelen zag hij sterven op dezelfde kamer waar hij eens zijn laatste stonden zou doorbrengen, maar Theo, neen, Theo bleef. «Ze willen me boven niet hebben", zei hij dikwijls, «ik ben veel te groote ploert, ze kunnen waarachtig wel betere jongens gebruiken dan ik." Ieder vreesde zijn leuk-scherpe opmerkingen; pas aangekomenen op de zaal vroegen zich verbaasd af,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1910 | | pagina 197