AVONDLAND. Eenzaam droomen boomen Aan den oever droef en stil Spieg'len zich in 't donk're water, Wieg'lenrit'slen zonder wil. Krakend grijpen takken Naar de blaan die henen gaan Smeekend nog een poos te wijlen, In 'n taalniet te verstaan Nevels dekken langzaam Als 'n kleed gansche land, Weven zich om d' oude boomen Aan den stillen oeverkant. Langzaam dreunen klanken Van 't middernacht'lijk uur, Uit den ouden, grijzen toren, Met den groenbemosten muur. Statig openen zich de graven Van een oud en grijs geslacht, Ilij'end dansen witte wezens In *t donker van den nacht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1910 | | pagina 203