DE PARIA.
Eenzaam, stijgt hij bergwaarts
Naar het eind'loos ver verschiet.
Droevig, treurig gaat hij verder,
Vrienden heeft of kent hij niet.
Stamel'nd, weiflend klonk z'n bede
Toen hij éénmaal stil bleef staan
Vragend kwam 't van zijn lippen:
«Help me lieve kleine
Langs 't dorre levenspad
Dat me eenzaam ginder heenvoert
Dat zoo droef is, lieve schat.
Troost me met de kussen
Van je rozerooden mond,
Als het noodlot wreed me terugstoot
Diep me in 't harte wondt"
Slechts een lachje, kort en wreed
Dat hem 't harte bloeden deed.
Eenzaam stijgt hij bergwaarts
Naar het eind'loos ver verschiet;
Vrienden heeft of kent hij niet.
Fresco.