De gepensioneerde. Mij loopt er nog kranig-recht bijmet z'n verbrand gezicht en z'n grijze, verregende, afgebeten snor. Steeds in de puntjes gekleed en 'n lintje in z'n knoopsgat, maar aan de mode stoort hij zich niet, da's maar larie, goed voor de vrouwen! Z'n wandelstok verlaat hem nooit, daar zou je wel drie struikroovers tegelijk mee op de vlucht kunnen jagen of een kasteelpoort mee inrammeien. Zooals gezegdhij loopt er nog fiks bijniet tegenstaande z'n jaren en hij loopt véélmen ziet hem altijd op straat; z'n pas is langzaam en gewichtig, z'n gelaat ernstig en bezadigd. Hij ziet links en rechts èn ziet idles, ja, vooriil de jonge meisjes! Ik heb hein zelfs meer dan eens tegen een hupsch kindje zien lachen, ja, ja, zoo'n ouwe snoeper. 's Morgens inspecteert hij den toestand van de stad, teneinde stof voor de ontelbare ingezonden stukken te verzamelendie 's avonds uit z'n wel versneden pen vloeien. Daarin worden behandeldtrams, opgebroken straten dierenmishandelingen mestvaalten en afwezige politie-agenten. 's Middags wandelt hij naar de Soos. Daar ontwikkelt hij een buitengewone welsprekendheid, evenredig met het aantal bitters. De politiek van den dag wordt er

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1910 | | pagina 206