GELUK.
De gouden zon staat op de straat te branden,
Een blauwe lucht is hoog boven de huizen.
Nu is de Vreugde gekomen met lichtende oogen
Nu is de Blijdschap gekomen met sidderende handen.
Het is zoo eenvoudig droef te zijn
En te mijmeren en te weenen.
Het is toch vèèl beter blij te zijn
En het volle leven te voelen tintelen
Het is toch veel beter stérk te zijn
En rèchtop te gaan en trotsch te schijnen,
Maar diep in het hart heel goéd te zijn
De Schoonheid te zien en de Kracht te kennen
En vóór alles, vóór alles niét klein,
Maar ruim en wijd te denken.
N.