BOOTTOCHTJE.
Lachend wierp ze het kopje achterover met dien
krachtigen, energieken ruk, dien hij reeds zoo goed
kende.
»En als ik nu eens niet wilde, als ik nu eens niet
ophield?"
»Dan heb je het aan je zelf te danken als er een
ongeluk gebeurt", antwoordde hij kalmterwijl hij
even een trek deed aan zijn kort pijpje.
Ze zat voor in de boot, het kroezend zwarte haar
omlijstend haar pittig donker kopje, met de groote
zwarte oogendie nu hun lachende uitdrukking ver
loren hadden en peinzend de kleine golfjes volgden,
die machteloos tegen het bootje opsprongen en dan
langzaam weer teruggleden, met een breede strook
wit schuim hun weg afteekenend.
Gek toch, dat ze alles deed wat hij verlangde; en
toch, ze kon hem niet uitstaan, ze dacht soms zelfs,
dat ze hem haatte.
wist alles altijd beter dan zijhij had op alles
wat zij deed immer wat aan te merken. En ze was
het niet gewoon: zij, het verwende, gevierde meisje.
0, ze had hem dikwijls wel een slag in het gezicht
kunnen gevenals hij weer zoo tergend kalm en aan
matigend tegen haar was.