47
We hebben 'm allemaal begraveEn waar
achtig, toen hè'k staan huilen, als een klein kind dat
gevallen is
Hein het 't niet lang meer gemaakt. Een poosie
later kwam die voor een ander feit in de kast. Hij
zit nou nog.
En 't pertret het ie gegaptda' weet 'k zeker.
Neem me niet kwalijk, meheer, ik zou waarachtig
weer gaan staan grienen
Toen liep hij weg. 4
Ik was weer alleen; 'k heb dien avond toch weer
zitten droomen.
Iemand.