Van een dokter en een
vosruin
«Een ruiter is iemand te paard".
De dokter hield niet erg van peerden"; hij bevond
zich heel gezellig en heel genoegelijkjes bij z'n dienst
en burgerpraktijk in 't kleine garnizoensstadje hij was
een uitstekend mensch om een whistje mee te leggen
of een middagborrel te drinken, maar de speerden"..
dat was het eenigste wat hij oprecht en doodelijk
haatte bij de beide eskadrons.
En zelden glom z'n gezicht van inniger vreugde,
dan wanneer een recruut kwam klagen over 't «door
rijden", na z'n eerste rijlessen.
«Ja zie-je, dat komt d'r van, wat doe je op zoo'n
ongeluksding? Waarom blijf je niet als een gewoon
mensch op den grond? Zie-je mij ooit op zoo'n beest?
of een ander fatsoenlijk mensch?
En dacht je, dat ik hier was om jullie met dure
zalfjes vol te strijkenals je weer eens voor de
zooveelste maal merkt, dat een paard harder is dan
jij? Allez, verdwijn jongen en kom me niet meer met
die poespas onder m'n oogen 1
«Ja maar dokter
Wil j e weg zijnezelskindEn gauw ookOf