72
Hosp. De oppasser van den kaptein.
v. d. W. Permiteer me even (leest).
Dat spijt me; ik moet hier onmiddellijk
van daan: ik ben aangewezen als detache-
ments-commandant in Ummerdorp.
Frans. Dat treft, dan gaan we samen.
v. d. W. VerschriktJij ook?
Marie. Och god! Frans, ik bid je, doe dat niet,
hij zal je doodschietenbarst in snikken los).
Och Godwat ben ik ongelukkig
V. d. W. Frans is het waar, ga jij naar Ummerdorp
als volksmenner?
Frans. Als helper voor hen, die ze vertrappen,
tegen hen, die ze met kogels en bajonetten
begroetenja
v. D. W. Dan ga je mijn deur uit, ga!
Marie. (Snikkend.) Wat gaan jelui beginnen, och,
wees wat verstandig; Han, ik bid je ga jij
dan niet!
V. d. W. Kind, niemand wien 't moeilijker valt om
te gaan dan mij, maar ik moet, 't is mijn
plicht.
Frans. heeft zich intusschen aangekleed). Nuadjuus
dan; dag Marie, je kunt de vrouw worden
van je broer's moordenaaradjéveel geluk.
V. d. W. (Woedend, met Marie in zijn armen die haar
hand voor zijn mond houdt maakt een dreigend
gebaar in de richting van de deur waardoor
Frans verdwijnt).
Gordijn.