98 korte leven, zijn gelukkige en vroolijke jeugd, al de dingen die hem zooveel vreugde, en ook smart gegeven hadden. "ij zag weer den tijd zoo vol hoopvolle illusies voor de toekomst, al zijn plannen en hooge verwachtingen van 't leven, ten laatste zijn engagement, waarna zijn gelukkig huwelijk en zijn zoontje, zijn eenigste, o God, wat hield hij van den jongen, en nu zou alles voorbij zijn, hij zou heengaan van vrouw en kind, voor goed! Vol vertwijfeling blikte hij om zich heenonrustig bewogen zich zijn handen over het witte laken, zijn oogen volgden het gouden geschitter van zijn trouw ring, en een korte snik welde op uit zijn borst. Hij was tè gelukkig geweest, tè gelukkig, nu voelde hij 't, het kón zoo niet gebleven zijn, de menschen waren niet op de wereld om het geluk te vindenaltijd smart, altijd! altijd! en overal! Geruischloos ging langzaam de deur open en een jonge blonde vrouw, de oogen dadelijk met een uit drukking van oneindige liefde en smart op den zieke gericht, kwam vlug op het bed af. O, zij wilde flink zijn, hij, hij mocht niet merken, hoe zij zich inspande om niet uit te barstenuit te barsten in tranen van smart en vertwijfeling. Waaróm moest hij van haar worden weggerukt? Wist God het dan niet, Hij, die alles heet te weten, wist hij het dan niet, dat ze hem niet missen kón, dat haar leven niets, in het geheel niets meer voor haar zal zijn, zonder hem? 't Kón niet zijn-.,., o God, zij wilde niet....

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1910 | | pagina 276