Gastronomendroom.
Bij 't zachte licht der kaarsen
Was 'k in een mooie zaal;
'k Zag mijzelven in verrukking
Zittend aan een heerlijk maal:
Vischpasteitjeseendebouten
Snippen, hazen en patrijs,
Rijnwijn, tintelend in de glazen,
Roomtaart en vanille-ijs
Champy'n fijne afterdinner
Koffie en Bénédictine,
Alwat er op deze aarde
Fijns en lekkers is te zien
Maar het wreede tromgeroffel
Roept mij tot het leven weer
'k Moet weer werken gaan en zwoegen,
't Was een droomachware het meer
Kees.