DE POPULIEREN.
In een stad woon ik. Bij mijn huis is een tuin.
Aan het einde ervan staan drie populieren.
Als ik op 't balkon aan den tuinkant zit, hoor ik de
drie populieren ritselen.
Vanaf den tijd, dat ik een kleine jongen was,
herinner ik mij die drie lange, slanke populieren
gestalten die 's avonds scherp tegen den avondhemel
afstakenen ritseldenDikwijls heb ikover
de balkonleuning gebogen, lang vóór mij gezien, naar
hun geheimzinnige gedaanten. De vreemde bekoring,
die dan van hen uitging, is nimmer geweken en ik
geloof, dat later, wanneer ik in een ver land zal zijn
en aan mijn oude huis zal denken ik mij steeds op
dat balkon zal zien en vóór mij de ritselende
populieren
O, die herinnering moet wel heel schoon zijn, wel
heel betooverend. Er zal dan zéker een hevig heimwee
over mij komenom weer een poos op het balkon te
kunnen staan en in de stille avondlucht den zang der
populieren te hoorenoden geheimzinnigen zang
der ritselende populieren
Ik zal mij weer in de vertrouwelijke huiskamer zien
waar de lamp haar zacht licht deed schijnen. En hoe