117 verglijden over gevels en dakengelend de boomen in herfstigen glans. Met 'n rukzetje me opgevend, slingerzwaait m'n voltigeer-geoefend been over het bovenvlak van 'tmuurtje, volgt het andere de beweging met «hetzelfde links" en dra,gevolg van m'n order-negligeerenden wil zit ik op 't walletje, bengelen m'n beenen af, in loom hangende rust tegen de steilte Vredig plekske in stemmigstillen avondeenvoud. Alleen rechts rumoert het wat aan den steilsteenen waterkant. Daar ligt een vrachtstoomertje fel-nijdigjes te sputter- spuwen kleine stoomtoetjesrookpufjes uit een sijpel- druipend zwart gaatje vlak boven de glimdonkere lijn die de waterrimpels nat lekten langs 't scheepsboord. De stoomlier op dek hijgjacht met rateldriftig metaal geluid, halend, vierend, bot- gevend, rukkend de sterkstalen lijndie strakgespannen piepend over ijzeren kraanbloklomp-zware lasten dalen doet in lugubre ruimdonkerte. Van een sleeperskar komt 'n heele vracht, n Paar wrakkige kratten met goederen'n mangelvreemd- verlaten ding aan steenen kadekant, veel te helrood scheurend de egale, monotoon-grijze omgeving; verder een paar tonnen en stalen platen die daverdreunend neerrameien op 't ijzeren achterdek. Zakentafereeltje vol gejaagden handelsgeest Het zware Brabantsche sleeperspaard staat triestig erbij met hangenden kop en verdonkert langzaam in somber- groeiende kadescheraering. 'n Jongen loopt fluitend over de brug. Wonder- helder zweefglijden lang-pij pende klare tonen aan over

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1910 | | pagina 295