„BESTE VAER"
Als de stormwind jaagt en loeit langs onze kasten
voor zich uit drijvend de grauwe rijen wilde golven,
die witschuimend den duinenrand bestormenals de
wolken in woesten vaart langs den hemel vliegendan
ruischt er langs de lage kusten van ons landje een
oudeoude melodiemeegeneuried door hendie wind
en weer trotseerendhun scheepjes naar buiten voeren.
Dan waait de oude driekleur weer alleen over de zee,
want als het raast en loeit langs de duinen, dan waagt
er zich geen ander op die schuimende vlakte.
Zoo ging in donkeren nacht een kleine stoomboot
naar buiten; de tocht was gevaarlijk, de branding
donderde met helsch geluid en wit was de zee. Over
die groote ziedende vlakte hobbelde 't scheepje langzaam
voorwaarts, zijn krachten metend met den storm;
maar de groote sterke winddie ons eertijds met den
bezem in den mast voerde over de wereldoceanen
moest het afleggen tegen een hoopje gloeiende kolen.
Heen en weer slingerde 't vaartuig en de roergangers
op 't dek vastgebondenturend in die diepe donkere
vertetrokken met regelmatige slagen aan 't stuurwiel.
Telkens door stortzeeën belaagd, streden ze hun strijd
met de wilde golven.