De Vulpenhouder. Over dit verheven onderwerp wil ik een woordje spreken. De vulpenhouder toch neemt in ons leven zoo'n ontzettend groote plaats in, dat ik het mezelf waarachtig als doodzonde zou aanrekenen, als ik daar niet enkele opmerkingen aan zou wijden. Je ziet tegenwoordig geen cadettenkastje meer, of er staat ineen reuzeninktfleschniet alleenmet een eenvoudige champiekurk er op; oh neen, zij staat in een fijn rood of wit doosje, heeft een pracht- kurkje op haar hals, en schijnt njet te kunnen leven zonder een raadselachtig, hoogst interessant spuitje, dat zich liefelijk leunt tegen het fleschje, als onaf scheidelijke kameraadjes. Verder zie je niets in zoo'n kastje, dat betrekking kan hebben op genoemde voorwerpen. Geen schilderachtige penhouder, vol inktvlekken, die getuigen van onvermoeiden arbeidof die afge knabbeld en uitgezogen is, als ware hij het kennis- inbrengend voorwerp voor de jongelingschap. Is 't niet heerlijk, zoo'n penhouder te bezitten, waarmee je kunt spelen, als je je verveelt, waarop je kunt bijten, als je nijdig bent, waar je mee kunt gooien, of muziek maken, en waaruit je ten slotte alle kennis zuigt, waardoor je in staat bent je repetities in elkaar te draaien

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1910 | | pagina 303