130 «Hoort mij aan, gij schoone bloemen, «Hoort naar mij, o ruischend riet «En gij, reine waterlelie «Luistert allen naar mijn lied." «Schooner dan uw geur'ge kronen, «Ranker dan uw ranke leest, «Reiner dan uw blanke kelken «Staat mijn lief mij voor den geest." «Waar zij kwam, verrees het leven, «Waar zij ging, vlood liefde heen; «En ik, dwaas, dat heerlijk wezen «Wenschte ik voor mij alleen!" «En na lang en angstig wachten «Vol geluk en helsche pijn «Is de zekerheid gekomen: «Neen, het kon, het mócht niet zijn «Wreeder dan de martelingen «Van den felsten hongersnood «Is het folt'rend liefdelijden «Zonder uitkomst, dan den dood!" En, terwijl hij zwijgend staarde In het nevelig verschiet, Mengden zich zijn laatste tonen Met het ruischen van het riet. Kobus. Alkmaar, '09.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1910 | | pagina 308