HERINNERING. Zeg, weet je nog wel van dien tijd van voorheen, Toen was je nog jong, onbezonnen Je weet wel mijn kind, wat ik hiermede meen: Toen wij over liefde begonnen. Wat deden we groot, net een heuschelijk paar, Wanneer wij te zamen zoo zaten Dan streelde ik door jou goudlokkige haar, Wat kon je gezellig toen praten. 'k Geloofde jou toen nog, alleen op je woord, Dat jou hartje voor mij slechts klopte, Wist ik nietdat het aan een ander behoord', Dat jij met jou blikken mij fopte. Toen was je nog jong, wist je niet wat je deed, Niet, dat je mijn hart had gebroken, Nu is voor een ander de liefde, wie weet, In jou kleine hart weer ontloken. Ik ben er niet boos om, dat weet je mijn kind, 'k Zal altijd aan jou blijven denken, Tot ik iemand vind, die mij werk'lijk bemint, En die ik mijn liefde kan schenken. J. G.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1910 | | pagina 316