AAN HAAR. Ach, waarom kwaamt ge naar mij toe Ik zie U nog, en mijne ziel ontmoette U, Maar niet Uw ziel Ik voel het branden van mijn hoofd i Achwaarom lachte ge mij toe Die held're lach, hij is in mijn ziel gegrift Gij zaagt mij slechts Mijn hoofd bonst bij d'herinnering. Ach, waarom gingt ge mij voorbij Ver weg van mijom and'ren te ontmoeten Ge zaagt niet om Mijn ziel gevoelt zich eenzaam, eenzaam i l I Dick.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1910 | | pagina 321