149
noemt, daar vindt U huiselijkheid. Hé, als ik daar
nog aan denk, dat lieve ouwe kasteel van me. Dier'
studeerkamer, m'n badkamer, en dan die slaapkamer!
O, Salomo, wat had m'n vrouwtje die vroolijk inge
richt. Jaheeren'k hoop dat U later nog eens in
zoo'n slaapkamer terecht komt".
Die vieze ruiten ergeren me altijd; als ik iets
binnen wil zien, moet ik eerst de deuren door, want
door die ruiten kan je niet heen zien. En dan die
verwarming, ha ha! Als ik hier boven achter m'n
fleschje zitlekker warmheb ik dikwijls meelij met
de menschen daar bij U. Vroeger brandden wij flinke
blokken hout, en als dat nu niet gaat, waarom dan
niet overal kachels, die ik toch ook al bij U heb
opgemerkt".
»Zal ik de heeren een portret van me geven?
Verleden week nog kwam ik bij U in m'n vroegere
feestzaalen 'k ergerde me zeerdat ik daar niet
hing. 'k Heb er toch waarachtig het meeste schuld
aandat het gebouw er nog staat, 't Heeft me geld
genoeg gekost, 'k Zou een levensgroot schilderij van
me heelemaal niet misplaatst vinden.
'k Was niet leelijk in m'n jonge jarenheeren'k
mocht er zijn hoor:"
Of er nog schatten in 't gebouw warenvroegen we
Jan.
«Schatten", grinnikte hij, «maar heeren, denkt u,
dat we vroeger zoo verkwistend waren met het geld,
om het in potten te bewaren. Neenwe leefden er
goed van en toen ik naar deze streken verhuisde,
was er waarachtig niet veel meer over. M'n lieve
eega heeft er zuur genoeg om gekeken en m'n jongens