150 vonden 'took niets aardig, maar die vonden hun weg wel. Weet U, wat ik hemeltergend vind, zei Jan, dat is, dat ze nu om m'n mooie huis zoo'n akelig kleine stad gebouwd hebben. 'k Had zoo'n mooi plekje uitgezocht en nu zoo'n dorpje. Waarom hebben m'n nazaten daar nu niet een stad als Amsterdam of Den Haag om heen gezet'k vind het eenvoudig schande voor m'n bezittingen. U ziet, dat ik op het gebied van Aardrijkskunde bij ben". In eens werd Jan droevig. »0 heerenvele stormen zijn over m'n woning heen gegaan. Er heeft heel wat bloed gevloeiden vele levens zijn daar verloren gegaan. Wel heb ik geglim lacht toen het kasteel door dien Héraugière zoo handig werd ingenomenmaar k werd vreedzaam op m'n ouwen dag. Al dat bloed vergieten stond me tegen. Telkens ril ik weer als ik beenderen opgegraven zie worden, 't Vorig jaar nog ontdekte een van de heeren een deel van het lichaam van m'n schoonzoon, m'n vrouw en ik herkenden het direct aan de lange beenen, waarom we zoo dikwijls gelachen hadden. Maar toen hebben we getreurd, m'n wijn smaakte me 's avonds heelemaal niet. M'n bitterkruik hebben ze bijvoorbeeld ook al ontdekt". Plotseling kwam een van ons op het idiote idee, Jan inlichtingen te vragen over z'n vrouwen intieme liefdesleven. Potztausend, wat werd ie nijdig. Jij leelijke kwajongen, zei-d-ie, waar bemoei je je zelf mee. Denk je dat ik zoo'n kleinen aap als jij, zoo iets aan den neus zou hangen. En 'n vrouw, bij alle Heiligenm'n vrouw die ik bemind heb als nooit iemand bemind heeft. Wou jij spotten met een ouden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1910 | | pagina 328