Luitenant-Kolonel KEMPER.
BIJ HET PORTRET
VAN DEN
Overste Kemper, gij zult met voldoening terug kunnen
zien op hetgeen door U in de jaren aan de Academie
doorgebrachtis gedaan, is gewerkt en tot stand gebracht,
in het belang van het onderwijs en van de militaire
vorming van de cadetten.
Het is hier niet de plaats en de gelegenheid om
daarover in den breede uit te weiden in aanmerking
genomen dat deze jonge mannen in onberispelijk militaire
houding mij moeten aanhooren ik zal het dan ook niet
doen, overtuigd als ik ben, dat zijdie daarover kunnen
oordeelen eenstemmig mijn gevoelen zullen deelen.
Maar wel wil ik, en het is mij een eervolle, aange
name plicht, dat te kunnen doen, U dank zeggen voor
de wijze waarop gij als Eerste-OjficierUw taak hebt
vervuld".
Zoo luidden ongeveer de woorden, waarmede de
Kolonel Jhr. Van den Brandeler den Overste Kemper
toesprak, om hem voor 't laatst te huldigen als
Eerste-Ofïïcier.
De Kolonel had gelijk, zijne woorden werden zeer