LXXII
zeker door alle toehoorders gedeeld, en niet het minst
door ons, cadetten.
Want hoewel de Eerste-Officier als bijzonder gestreng
bekend stond, met een oog dat alles zag, heeft hij
door zijn voortdurend voorbeeld van kranige recht
opper militair, met een groot, humaan rechtvaardig
heidsgevoel ons aller achting verworvenwas hij
geworden een populaire figuur, een populariteit die
hem daarom tot eer strektomdat ze gegrond was op
werkelijke waardeering.
Met leedwezen zagen wij hem daarom heengaan en
de Koninklijke onderscheiding, hem bij zijn vertrek
ten deel gevallen, had dan ook onze volkomen sympathie.
De Overste Kemper had de gave door een kort,
kernachtig woord de cadetten voor zich te winnen
dat ondervond menigeendie met angst en vreeze het
bekende deurtje bij de eetzaal binnentrad met een
vlekje op zijn studielijstof een paar nachtjes, in
zaal 33 doorgebracht, achter den rugdat ondervonden
wij allenals we na een parade een „dat is goed
geweest" van hem hoorden, welke woorden ons meer
zeiden dan een heele redevoering, we wisten 't dan,
't was in de puntjes gegaan.
We laten hier de afscheidsrede van den Overste
volgenopdat de daarin gelegde gedachte niet voor ons
korps verloren gamaar, zooals de Eerste-Officier ook
zeide, van geslacht op geslacht worde overgegeven.
„Cadetten
Terwijl ik elders den Gouverneur mijn eerbiedige
erkentelijkheid hoog te beluigen voor de uiterst vleiende