LXXIII wijte, waarop de Kolonel mij voor het front van uw Korps heeft toegesproken, en ik aanstaanden Zaterdag de officieren en ambtenaren nog tot afscheid de hand hoop te drukken richt ik thans, met toestemming van den Gouverneur, het woord tot U, Cadetten! om U vaarwel te zeggen. Eerstdaags geef ik mijn dienstbetrekking over aan mijn opvolger. Ik doe dat met leedwezeno. m. omdat ik in den vervolge het voorrecht zal missen, in dagelijksche dienstaanraking te komen met cadetten. Wel is waar had ik meermalen cadetten te onderhouden over tekort komingen in hun gedrag, of te berispen wegens gebrek aan ernst bij de studiën, doch aan den anderen kant mocht ik toch ook dikwijlszeer dikwijls gelukkig, vele cadetten voordragen voor belooningen en gunsten. Toen ik, bijna vijf jaren geleden, mijne functièn aanvaardde, heb ik begrepen, dat ik in mijne betrekking had mede te werken aan de ontwikkeling van jonge lieden tot mannen met een degelijk, ernstig karakter; aan de vorming van jeugdige militairen tot soldaten met een gezond en flink lichaamsgestelaan de opleiding van cadetten tot bruikbare officierentoegerust met de ver- eischte vakkennis, Yandaar, dat ik steeds te velde ben getrokken tegen handelingendie mij den indruk gavenalsof het met de karakt er eigenschappen nog niet in t reine was; vandaar dat ik altijd bevorderd heb de practische oefe ningen en de beoefening van de sport; vandaar dat ik steeds aan de siudiebelangen die plaats heb ingeruimd, welke daaraan toekomt. Maar ik had bovendien te waken voor den goeden geest en de kameraadschap in het Cadetlenkorps. Intusschen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1910 | | pagina 81