c
Wat was dat een heerlijk oogenblikdaar op den
Wageningschen berg. De zon was ondergegaan en
grijze mistwolken kwamen opdringen uit de lage
Betuwe.
We zwegen en keken voor ons, maar als we ons
ooit één voeldendan was 't toen.
Dat ongeveinsde meevoelen, dat fanatisme, wars
van alle flinkdoenerijdat daar door onze supporters
werd getoonddat trof ons diepdaarvoor alleen
lui, zouden we die roeitocht al niet vergeten. Dat
was de ware kameraadschap.
WlÊ. Z'N RANDT,
/AOET OP JDE BUARE.N ZITTÉ.N