CII zich nog slechts als stippen. We zagen de Arnhemmers op de riemen zitten, maar toen ver slapten ook wij't werd te machtig, 't Laatste spoortje vocht scheen uit ons lichaam te zijn ver dampt, 't hart bonsde en de tong kleefde als een stuk leer aan 't verhemelte. Toen, hulde aan den redder, kreeg stuurman Bong 't idéé ons een douche te geven. Met kepi's vol gooide hij 't frissche water over ons heen en 't was of tegelijk nieuw leven in 't uitgeputte lichaam vloeide. 'tWas ook hoog tijd, want „de Rijn" kwam opzetten en naderde meer en meer. Plotseling echter, alsof een electrische stroom door ons voer, kwam de oude kracht weer geheel terug. Vlak aan de Lek stond een huis, een kostschool onderstelde Bong, en hooge meisjesstemmen klonken ons bemoedigend tegen, witte zakdoekjes wuifden ons toe en daar gingen we. We voelden geen vermoeidheid meer, al liep 't bloed uit de handen; de tanden klemden we op elkaar, en voort-schoot „de Dolfijn". „De Rijn" blèèf achter, en toen we in Kuilenburg aankwamen, was ze niet meer te zien. N°. 1 hadden we niet kunnen worden, maar de tweede plaats hadden we schitterend behouden. Culemborg, Kuilenburg: ja da's waar ook, zul- je bij je zelf zeggen, spoorbrug met grootste span ning, nijvere provinciestad, levendige handel in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1911 | | pagina 108