CVI Pilatus sloeg zich op dë borst, en riep uit: „Stoepen, o stoepen, geef mij mijne biefstukken weder". Bong zette zijn zwarte bril af, om even te speuren of er wellicht hier of daar nog een brokske was achter geblevenmaar zelfs de jeu schenen de onverlaten van de borden te hebben gelikt. Maar och ook de diepste wonden worden dooi den tijd geheeld, en zoo besloten ook wij, na enkele minutenmaar te vergeten en te vergeven en begeerig tastten wij naar de schalen met kuikens in spe. Wat een vreugde en leedvermaak echter, toen we kort daarop hoordendat 't Gorcumsch reisge zelschap, na 't consumeeren van „onze" biefjes niet meer compleet was geweest, aangezien voort durend eenigen plotseling verdwenenmet vluggen pas en benauwd gebaar. Maar „schwamm d'rüber", ten slotte stuitten we op 't Merwede kanaalen hadden over een afstand van 22 K.M. een roer-aan-boegrace met „de Rijn". Hulde aan de kranige veteranen-bemanning van deze wherry, die zóó opspurtte, tegen zooveel jongere krachten. Met 2 seconden voorsprong kwamen we in Gorcum aan. Langer dan een uur moesten we in onze roei- plunje over den kouden dijk loopen, eer de pontons, die de bagage meevoerden, eindelijk arriveerden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1911 | | pagina 112