CVIII
wilde de begane misdaad goedmaken en aangezien
onze pontons onbewoonbaar waren, boden zij gast
vrijheid aan in de kazerne.
Onder geleide van een officier trok ons drie
manschap in een meer dan shocking costuum door
Gorcums straten, aangegaapt door winkeljongens
en dienstmeisjes, bespot door oud en jong.
Blozend als schuchtere maagden kwamen we in
de kazerne aan en joegen de oppassers van het
slaapsalet onzer collega's de stuipen op 't lijf.
't Leek dan ook wel een stel vogelverschrikkers.
Lange haren hingen ons in de oogen, blauwe
stralen kletterden uit de geverfde tricots, luide
klapperden de tanden op elkaar, terwijl telkens
weer pijnlijke trekkingen verriedendat we te samen
minstens een paar dM'L vel misten.
We hebben die gulzige biefstukflesschers leelijk
laten bloeden voor hun gepleegde oplichterijen
menig pakje boter en busje leverpastij verdween
in onze uitgehongerde lichamendiein geleende
kleeren gewrongen, door de huiselijke atmosfeer
van de cadettenkamer weer wat bij kwamen.
Met het krieken van den dag stonden we al aan
de groene Lingeboordende reusachtige deuren van
de Merwedesluis openden zich, en na een half
uurtje, gezellig doorgebracht met 't zingen van
populaire wijsjes, roeiden we de breede Merwede-
stroom op.
Nog waren we niet zeker van de tweede
plaats.