bxtiï „waar is 't kunstvoorwerp dat op 't programma van den Bond van Lichamelijke Opvoeding stond „Mijn beste jongendat is öf een drukfout ge weest öf de Bond heeft het vergeten te bestellen, ik heb het tenminste niet ontvangen". „Dus ze hebben ons, met behulp van valsche voorspiegelingenleelijk bij den neus gehad hé?" fluisterde Piet Hein. „Maar zeg, om op een ander chapiter te komen, hoe staat het met de pecunia, is er nog kapitaal „Als een Titus Africanus hoor, nog 6 gulden en dertien cent". „En hoeveel is de reis naar Arnhem?" „Driemaal twee gulden drie, maakt zes gulden negen, natuurlijk derde." „Dus hebben we nog vier cent te verteren? Dan maar aan de rol." Om vijf uur waren we terug in Arnhem. „Héla Labbi, heb je even een flappie te leen?" „Nee kerel, 'k heb geen sou." „Jij dan Dollef?" „Och man, 'k sta ook op springen." „Wel wel, dan maar kuch eten; 'k heb anders niks geen trek. 't Was toch lollig hé Pilatus? Maar wacht even. ApolApöoolhaal me even voor vier cent Russen in de cantine." „Jawel jonker, zoo derèk." Breda 5—11—'10. Ellam. 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1911 | | pagina 119