LENTEWEELDE.
De nieuwe Mei kwam in het land
En daarmee 't nieuwe leven.
De milcle zon had boom en plant
Weer jonge kracht gegeven.
Het jubelde in de natuur
Van louter lenteweelde,
Die zich in 't stille avonduur
Ook aan mij mededeelde.
We liepen langzaam, zij aan zij,
Haar hand lag in de mijne
De gouden gloed van 't avondrood
Scheen zachtkens weg te kwijnen.
En toen ik eindelijk bleef staan,
Haar lief gelaat aanschouwde,
En haar in teere woordjes zacht,
Mijn zoet geheim vertrouwde,
Toen was er meer nog in mijn ziel
Danenkel lenteweelde.
E11 ik heb onder 't huiswaarts gaan
'Den nachtegaal voor 't eerst verstaan,
Die 't lied van liefde kweelde.
C. S., 21 Jan. 1910.
Kobus.