16 weer in orde komen, als hij maar eenmaal weer in de schuur was, bij de veldwacht en buiten bereik van die duivelsche sneeuw. Zoo in zich zelf rede- neerend, stond hij geleund op zijn geweer, trach tend met zijne blikken de dikke duisternis te doorboren, maar de sneeuw belette alle uitzicht. Dmitri noch zijn kameraad Sascha Praschakine konden veel verder dan 4 a 5 pas voor zich uit zien. Te midden van het eigenaardige contrast der natuur, blank sneeuwlandschap in sombere dreiging van zwarten nacht, stonden beide infante risten onbeweeglijk bijna, met iu hunne houding die taaiheid en hardnekkigheid, die eene dei- schoonste eigenschappen vormt van den Russischen soldaat. Vooral Dmitri was 'n prachtkerel; een echte zoon van zijn volk, lang, blond, breed geschouderd, krachtige figuur, gehuld in ruime plooiing van lange grijze overjas. Onwillekeurig deed hij denken aan eene rots, waartegen al die kleine saters van sneeuwvlokjes in hun helsche sprongen en tuimelingenhopeloos te pletter stieten. „Goddank", zuchtte eindelijk Sascha na eenigen tijd van de overzijde van den weg: „de bui gaat minderen", en werkelijk scheen er eindelijk een einde te zullen komen aan den onafgebroken vlokken- val. Steeds minder dicht begonnen zij neer te dalen en na een minuut of tien dwarrelden slechts nog enkele vlokjes langzaam en hulpeloos door de duisternis neder, tot groote verlichting' van beide mannen, die echter ook nu slechts een hoogst enkele maal een woord met elkaar wisselden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1911 | | pagina 214