20
drukte hij af. Eene vuurflikkeringdoorflitsend de
zwarte duisterniseen scherpe knal en bijna op
hetzelfde oogenblik een doffe slag als bij den val
van een zwaar lichaam. Klaarblijkelijk had Dmitri,
op goed geluk af, raak geschoten.
Achter hem was Sacha reeds lang in het hout
verdwenen, in de richting van de veldwacht; hij
stond alleen en voor hem in het duister nog steeds
geen beweging; eene benauwende stilte. Blijkbaar
wist de vijand niet wat zich tegenover hem bevond
en dorst niet door te tasten; des te beter, dacht
Dmitri, zooveel te meer tijd wordt aan de veld
wacht gelatenen weer boog hij zich voorover
gereed tot vuren. Plots weer even een schim, en
oogenblikkelijk weer flikkerde de vuurstraal als
eene helsche vurige tong voor den loop van zijn
geweerditmaal gevolgd door een gil. Maar mu
•was het ook, of overal uit den grond donkere ge
stalten oprezenzwijgend gleden ze aanals spoken
stormden ze op hem af. Nog eenmaal vuurde hij,
en, duidelijk bij het licht van het schot, herkende
hij de kleine dwergachtige gestalten van de
Japansehe infanteristendie nu ook op hem vuurden.
Weer wilde hij schieten, maar hij kwam zóóver
niet opeens scheen het hem toe-of alles draaide,
hij liet zijn geweer vallen en wilde vluchten, maar
zijne beenen weigerden hunnen dienst, 't Was
hem alsof de boomen dichterbij kwamen en
zich naar hem overbogen. Hij wilde de takken
grijpen, maar zijn arm sloeg slechts wild, een gat
in de lucht. Yaag had hij nog het besef, dat
zwarte gedaanten aan alle zijden langs hem heen
snelden.