28
Maar meer en meern aderde men het nestig kleine
torentjedat 't einddoel van den marsch aangaf.
Vriendelijk schitterden reeds eenige roode daken
van de grootste huizen van 't stadje, waar men
zou rustenwaar de dagtaak eindigen zou
Daar ging een schok door de voorste rotten;
overal richtten ze de hoofden oprekten ze zich
uit 0111 te zien, wat er was. De kwartiermakers,
op rijwielen gezeten en lustig hun pijpje rookend,
waren den troep tegemoet getrokken. Dus nu. was
het toch niet ver meer; nu. moesten ze er toch
spoedig zijn? En ja, de voorste afdeelingen liepen
reeds op den straatweg. Hèwat deden die lompe
keien een pijn maar dat was niets, nog een
oogenblikje en dan dan
Daar klonk plotseling een lang aangehouden roep
van heel vooraan: „Halt!"
Zwaar dreunden de kolven op de straatkeien.
„Tenue in orde maken" en dadelijk een kloppen
en slaan, dat de stof opvloog uit grove uniformen;
de broekspijpen werden neergeslagen, de. onder
officieren deden hunne grauwe handschoenen aan.
Toen plotseling: „Heeftacht" en daarna dempte
een diepe stilte over de lange rijen.
„VoorwaartsMarsch" en tegelijkertijd vielen de
trommen in, machtig weerklinkend tusschen de
eerste kleine huisjes van het stadje. Drie slagen
op de bekkens en de groote trom en daarna het
vroolijk geluid van een militairen marsch.
Overal uit de ramen nieuwsgierige hoofden
even gingen de handen aan de ooren als de muziek
langs trok; dan weer kijken, met glinsterende