30 met glinsterende oogen het gedoe aan te zien. De notaris, de dokter, de bovenmeester, ze waren allen present en druk bezig, de gebeurtenis van den dag tè bespreken. Daar had je den dokter, die den mond vol had over den geneeskundigen dienst, en in kleuren en geuren vertelde hoe ze gehandeld hadden met de uitgevallen manschappen; den notaris, die indertijd bij de schutterij was geweest, en heele tactische beschouwingen gaf over het verloop van den slag doch veel gehoor hadden ze niet; elk der heeren had het te druk, met zijn eigen gedachten in vloeiende zinnen om te zetten. Achter hen stonden de tweederangsnotabelen, de gegoede burgerstanddie het gedoe met gansch andere oogen bekeken en in stilte de winsten berekenden, die deze tijd zou opleveren. De kolonel hadvóór het uit elkaar gaan van den troep, reeds zijne officieren om zich heen verzameld. Nauwelijks waren de manschappen ingerukt, of de burgemeester, vergezeld van zijne wethouderstrad op den hoofdofficier toe en heette in zijne kwaliteit van burgervader hem welkom binnen de poorten van zijn ouderwetsch stadje, waar echter ook ouderwetsche gastvrijheid uitge oefend werd, waar een geest ademde van ver draagzaamheid waar „Ah," onderbrak de kolonel den woordenstroom uit Zijn Edelachtbare's mond, „mag ik het genoegen hebben U de heeren voor te stellen?" „Gaarne, kolonel, gaarne; zouden we echter niet liever de officieele kennismaking in de sociteit doen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1911 | | pagina 228