u
die hun laten bloemenschat in volle pracht
tentoonstelden.
„Met kwaad/' zei onze luitenant tot zich
zeiven, sprong met een vlugge beweging uit het
schommelende bakje enbevond zich tegenover
de lachende, vriendelijke gastvrouw, die op het
geraas der wielen naar buiten gekomen was.
„Meneer van Sanderen, vrouw", zei de dominee
met een vriendelijk, ongedwongen gebaar.
„Hartelijk welkom, Mijnheer van Sanderen,
hartelijk welkom, ik hoop dat U zich in onzen
stillen kring' niet al te veel zult vervelen" en
tegelijkertijd greep een vriendelijke hand de zijne
en drukte die met moederlijke hartelijkheid.
In het eerst stond van Sanderen verbaasd over
de ontvangst, die hem ten deel viel door een
wildvreemde dame, die hij in zijn verbeelding
zooeven nog had uitgemaakt'voor een oude, gebrilde
matrone, en kon geen woord uitbrengen. Doch
spoedig herstelde hij zich en dankte haar, aangenaam
getroffen, voor haar vriendelijke verwelkoming.
„Mag ik U den weg wijzen naar Uw kamer,
mijnheer van Sanderen? U zult wel vermoeid
zijn na zulk een zwaren. dag" en meteen het huis
ingaande, noodigde ze hem uit haar te volgen.
Het was een aardig kamertje met vro olijke platen
aan den wanden een klein balkondat uitzicht
gaf op den goed onderhouden tuin.
„We eten eerst om 5 uur, U heeft U dus in
'tgeheel niet te haasten", zei mevrouw tegen hem,
voor ze, na een „tot straks dus, meneer", de deur
achter zich dicht deed.