handjes omklemden een stok, die óók als sabel
dienst moest doen, en nu en dan, als het noodig
was, met een vermanenden tik den vier jongens aan
het verstand bracht, dat het der eigenares ernst
was met hare op- en aanmerkingen.
En dan dat zuiver heldere stemmetjeHet werd
onzen luitenant warm om het hart en zeer gaarne
zou hij zich óók onder de bevelen van de kleine
commandante gesteld hebben.
Maar een onvoorzichtige beweging deed een der
kleine jongens opzien, en het volgend oogenblik
sprongen vier kleine bengelsonder een geschreeuw
van „de luitenant! de luitenant!" op hem toe en
zag van Sanderen zich letterlijk gevangen genomen.
Ook het slanke figuurtje had zich omgedraaid en
nu keken vier oogen, een blauw en een donker
paar, elkaar aan.
Wat de donkere oogen van van Banderen zagen?
Vooreerst twee diep blauwe sterretjes onder heel
langeomgekrulde wimpersdie echter heel spoedig
de twee vergeetmijnietjes bedekten, als schaamden
deze zich, tot zulk een luchthartig persoontje te
belmoren. Verder twee helrood gekleurde wangen,
een klein brutaal wipneusje en een aardig klein
kinnetje met een overmoedig kuiltje.
Wat de twee blauwe oogjes gezien hadden? Met
veel, want ze werden spoedig omlaag geslagen,
maar tóch genoeg om een lang niet slechten indruk
te ontvangen van den man daar tegenover hen.
Maar wat ze vooral opgemerkt hadden, dat was
de onverholen bewondering in het paar donkere
kijkers van den luitenant; juist dat was de oorzaak,