4-0 wonderde gezicht van den armen luitenant zag, die haar in den tuin met „juffrouw Hartmann" had aangesproken, doch het volgende oogenhlik was ze zich zelf weer meester. „Waar ben je toch geweest, Wies?" vroeg mevrouw, toen allen gezeten waren. „In den tuin, tante, ik zocht den luitenant," zei ze, met het onschuldigste gezicht van de wereld. „En mijnheer van Sanderen stond hier met oom te praten"antwoordde mevrouwzeer verwonderd kijkend. „Ja, ik zag mijnheer spreken met juffrouw Hartmann in den boomgaard, en wilde mijnheer waarschuwen, dat w_e aan tafel zouden gaan." Aan den overkant der tafel deden vier kereltjes wanhopige pogingen om niet in lachen uit te barsten. Mevrouw keek bestraffend en van Sanderen, wien dat spreken over en van hem, alsof hij er gansch niet bij was, niet bijster erg beviel, lachte witjes, en verzekerde, dat hij wel gezorgd had, op tijd aan tafel te zijn. Het middagmaal liep verder zonder stoornis af. De dominee bleek absoluut geen lid van de blauwe knoop te zijn, integendeel, hij was een fijn-proever, wat de merken op tafel bewezen. Wiesje hield, tot groote geruststelling van van Sanderen haar tongetje in bedwang, en hij begon zich langzamerhand geheel op zijn gemak te gevoelen. Na den eten bleef men gezellig napraten, terwijl Wiesje de tafel opruimde en het theeservies klaar zette, de lieeren onder het genot van een fijne sigaar en een geurig kopje koffie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1911 | | pagina 238