5
Alles in het huisje sliep; alleen Sidin, die dezen
nacht gekozen had om zijn plan uit te voeren,
zat ineengedoken op de sporten van eene primi
tieve ladderdie naar het inwendige van de
ouderlijke woning leidde.
Zoo wachtend op het middernachtelijk uur, dat
allengs naderde, rookte hij een strootje, welks
punt gloeide, als een vuurvlieg in het donker.
Eindelijk was het oogenblik daar: gedempt dof,
dreunden de twaalf slagen van den bedoeg. Hij
gespte zijn buikriem vaster om de sarong, plooide
de kainkepalla steviger om zijn hoofd en sloop
toen onhoorbaar in de richting van Pa Warno s
tuintje, schuw om zich heenziend, elk geiitsel
vermijdend.
Spoediger dan hij verwacht hadwas Sidin bij
zijn doel, den hoogen bamboestok, waaraan de
vogelkooi, met zilverig-glimmerende tralietjes
Mystieke stilte heerschte in de avondwijdte;
het bleeke maanlicht vulde het erf met spookachtige
schaduwen en geheimzinnige lichtbeelden
Deze omgeving benauwde den knaap
eenigszinshet flegmaden Oosterling eigenhad
hem begeven.
Zou hij het wagen? Hu! Sidin schrok, een
nachtvogel was hem met zwaren wiekslag voorbij
gevlogen en had met de vleugels zijne wangen
even beroerd.
Zeker een tjelepoek! Ja, waarachtig,
hoor
Onheilspellend klonk van uit een naastbij zijnde
plataan schril en luguber het gekras van den uil.