6 Het bijgeloof maakte zich van den Inlander meester. Eene lichte huivering joeg over zijn rug. Zou hij niet terugkeeren, want had zijne moeder niet vaak vertelddat uilengekras een ongeluk voorspelde? Maar dan zou hij van de perkoetoet moeten afzien en de gelegenheid was juist zoo mooi. Hé, wat was dat? Het oehoe-oehoe-geroep had opgehoudenNu of nooit Met kloppend hart en knikkende knieën maakte Sidin zenuwachtig-koud het koord loswaaraan de kooi hing, haastig trok hij dien naar beneden en haalde er de dommelende duif uit. Het diertje vast tegen zich aandrukkend was hij weer in de bamboeboschjes gekomen; reeds kon hij door het fijne loover heen, de flauwgelijnde silhouet van zijn atap-huisje onderscheiden, toen eensklaps eene ruwe hand zijn kleinen schouder omknelde. Angstig blikte Sidin op naar zijnen belager, in wien hij Pa Warno herkende. Het stokte hem in de keel; nauw verstaanbaar nokte hij woorden van berouw, terwijl namelooze vertwijfeling zijn gelaat mis vormde. Een sombere gloed echter lichtte in Pa Warno's oogen; ruw rukte hij den zenuwachtig- bibberenden knaap den vogel uit de handen, het flitste in zijn rechtervuist en met sardonischen glimlach stiet hij het kille staal van zijn piso blati diep in het jeugdig-warm kinderlichaampje. Daarna slingerde de moordenaar zijn slachtoffer van zich afmet doffen smak op den met dor loof bedekten bodem plofte de knaap neer. Even geruischloos als hij gekomen was, ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1912 | | pagina 152